Afschuwelijke verhalen

11 maart 2018 - Phnom Penh, Cambodja

De dagen hiervoor hebben we veel hoogtepunten gezien van Cambodja. Nu is het blijkbaar tijd voor wat dieptepunten. “Moeten we dit echt doen?” Het is blijkbaar een verkeerde vraag. “Tuurlijk. Het leven is niet alleen maar mooie tempels en zonneschijn.” “Tot nu toe toch wel een beetje”, probeer ik nog. “Je wil toch iets weten over de geschiedenis van een land. Je wil toch iets weten over hoe hun samenleving is ontstaan. Over hoe het de mensen gevormd heeft, tot op het punt waar ze nu staan.” Tegenstribbelen heeft geen zin merk ik, we gaan op pad.

Eerste stop S21, een vroegere school. Aan het prikkeldraad langs de zijkanten is te zien dat dit nu duidelijk niet meer het geval is. Het is nu een museum waar we een audiotour volgen, maar 40 jaar geleden was dit een plek waar je niet wilde zitten. Tussen 1975 en 1979 was de rode khmer aan de macht. Een communistische partij die in navolging van China zijn grote sprong voorwaarts een eigen programma bedacht, de super grote sprong voorwaarts. Dit bleek bij nader inzien een wrede grap. Boer zijn was heilig dus iedereen moest uit de stad. Machines mochten niet meer gebruikt worden, alles met de hand. Het simpele leven werd verheerlijkt wat de dood betekende voor veel intellectuelen. Achterdocht regeerde en voor alles kon je worden opgepakt. Van het plukken van een mango (alles is van de staat, dus dat is stelen) tot het dragen van een bril (voelt zich te goed voor het gewone volk). Dit alles hoor ik terwijl ik zit op een bankje op het binnenplein van de vroegere school. Aan de bomen hangen witte bloemen. Het zou bijna vredig kunnen zijn als er niet veertien graven naast hadden gelegen. Bij audiofragment nummer 4 word ik verzocht naar binnen te gaan. Ik adem nog maar eens diep in en uit en stap naar binnen. Ijzeren bedden met ketens volgen terwijl ik het ene vreselijke verhaal na het andere hoor. Aan de muur de foto’s van de mannen die ze dood door verhongering vonden toen de rode khmer uiteindelijk verslagen was. Kamer na kamer, foto na foto. Enkele buitenlanders werden ook verrast en opgepakt door de rode khmer. Een van de mannen had in zijn gedwongen ‘bekentenis’ opgeschreven dat hij direct rapporteerde aan kapitein crunch van de KFC, baas van de CIA. Ik kan er echter niet meer om lachen, daarvoor is er teveel leed om mij heen. De tour maak ik niet af, na de martelwerktuigen word het me wat teveel. Ik wil hier weg.

Ik kan me bij dit soort zaken nooit voorstellen hoe mensen elkaar dit kunnen aan doen, maar wie kan het zich wel voorstellen. En toch is het gebeurd. In mijn dromen ben ik altijd de held als de slechteriken aan de macht zijn. Na een paar korte gevechten is de wereld weer goed en mooi. Echter deze martelaars zullen toch ook ooit dromen hebben gehad waarin ze mensen helpen in plaats van vermoorden? Mijn dromen zijn maar dromen. Mocht de werkelijkheid een keer afschuwelijk worden dan hoop ik dat ik de juiste keuzes maak.

We zitten in de tuktuk. Weinig woorden, wel veel stiltes. Beide aangedaan door wat we gezien hebben en lichte vrees voor wat nog gaat komen. We gaan namelijk naar de killing fields. Een kwart van de Cambodjanen, ongeveer twee miljoen, zijn vermoord onder het schrikbewind. Velen liggen in massagraven in een van de wederom vele killing fields. Het beeld wordt er niet vrolijker op. Kogels waren te duur dus werden de gevangenen gedood met landbouwgereedschap dat voorhanden was. Scheppen en harken werden gebruikt om mensen dood te slaan. Voor me ligt een graf omringd door een hekwerk versierd met bandjes. Er is geprobeerd troost te bieden door deze versiersels. Het is wonderbaarlijk, maar bij een leed zo groot helpen soms de meest kleine dingen. Even verderop staat een boom, tevens vol met armbandjes. Mijn audiotour vertelt dat dit niet zo was toen de boom na de oorlog voor het eerst werd aangetroffen. Kleine schedeltjes en bloed besmeurden destijds de stam. Een rode khmer gezegde luid, als je onkruid wied moet je ook de wortels uitroeien. Onder het mom hiervan werden babies bij de enkels gepakt en met hun hoofd tegen de boom gesmeten totdat ze dood waren. De beheerders van het park moeten na een fikse regenbui altijd weer een rondje door het park maken om de botten en kleren die zijn komen bovendrijven netjes op te bergen. Sommige botjes zie ik nog boven de aarde uit. Ik kijk naar Diann, de tranen staan in haar ogen en we omhelsen elkaar. Troost is te vinden in de kleinste gebaren.

Terug in het hotel vraagt de eigenaresse, een aardige vrouw van in de 50, waar we geweest zijn. Bij ons antwoord knikt ze. “Ik kom daar niet, veel vrienden en familie liggen daar. Mensen die ik liefhad voor altijd verdwenen. Het doet teveel pijn.” We slikken zelf ook even alvorens we naar onze kamer gaan. Emotioneel kapot kruipen we tegen elkaar aan. Ik kijk naar het armbandje om Diann haar arm en prijs mezelf gelukkig dat er nog zoveel mensen van wie ik hou in leven zijn. “Gaan we morgen weer wat leuks doen?”, vraag ik. “Ja, morgen gaan we weer wat leuks doen.”

B5ACDEC7-10B7-4F13-B7E2-DAB914EA5CE406DD9461-C437-43E5-9ADD-2BC0A26E7FC1B52BCA0C-A575-4D4D-891A-3A149DC660BB1081E170-1DBD-4AAA-BB6E-A5EF787BE37423EFAF7A-605E-407C-9491-6A62508EE69D

Foto’s

4 Reacties

  1. Mannie Van der Veen:
    18 maart 2018
    Zo triest!!! 😢😢😢
  2. Truus Vlietstra:
    18 maart 2018
    Brok in mijn keel!! Mensen, werkelijkheid is hard! Love you!!!!
  3. Janneke:
    18 maart 2018
    ❤️
  4. Agnes:
    19 maart 2018
    😢😢